Sinds de tweede wereldoorlog zijn er in het innovatiebeleid grofweg vier periodes te onderscheiden: de wederopbouw, de crisis en noodzakelijke herstructurering van sectoren in neergang (backing losers), het generiek technologiebeleid (picking winners) en het toekomstgericht versterken van bestaande sterke specialisaties (backing winners). Hoe creatief en innovatief was het innovatiebeleid in elk van deze periodes? En is het wel nodig dat innovatiebeleid creatief is? Wat zijn tenslotte de implicaties van dit alles nu de economie zich steeds meer ontwikkelt tot een creatieve economie?